zondag, juni 09, 2013

Zusters Birgittinessen Uden

Op 27 maart1711 verkoopt de prior van de kruisheren te Uden het klooster Vorstenburg voor zestienhonderd gulden aan Theodoria Alexia de Haen, priorin van het birgittijnse klooster Marienwater bij Rosmalen. De abdij kreeg een nieuwe naam: Maria-Toevlucht of Maria Refugie. Vanaf 1974 vestigt zich het Museum voor Religieuze Kunst in een van de bijgebouwen. Het museum is in de loop der jaren aanzienlijk uitgebreid, maar er wonen nog altijd zusters birgittinessen in de abdij.

De ingang van het museum bestaat uit een bronzen deur met zes voorstellingen van het leven van Birgitta Birgersdotter, rond 1302 werd zij in Zweden in een invloedrijke familie geboren. Het verhaal gaat dat zij al voor haar geboorte onder bescherming stond van God. Zowel haar moeder als grootmoeder kregen een visioen, dat de komst van een bijzondere nakomeling aankondigde.Toen Birgitta tien jaar was zag zij een verschijning van de gekruisigde Christus. Dit veranderde haar leven: ze ging zich verdiepen in het lijden van Christus en wilde het klooster in. Helaas werd zij door haar vader uitgehuwelijkt, waarop ze ook nog eens zes kinderen kreeg. Haar man was ook heel vroom, dus samen zetten zij zich in voor de armen.

Na de dood van haar echtgenoot kreeg Birgitta een visioen om een nieuwe kloosterorde te stichten. En zo begon in dat jaar nog de bouw van het eerste birgittijnse klooster. In de visioenen kreeg zij, toen al, herhaaldelijk gegevens door over missstanden in de Rooms-Katholieke Kerk, samen met haar dochter zette zij zich in tegen verloedering van de kerk. De stichting van haar eigen orde maakte zij niet meer mee. Haar dochter Katarina ontving goedkeuring voor de birgittijnse orde in 1378.

De birgittijnse zusters zijn te herkennen aan hun grijze habijt, zwarte sluier en de birgittijnse kroon; die bestaat uit twee gekruiste witte linnen banden in een ring, op de raakvlakken bevinden zich vijf rode stippen die symbool staan voor de vijf wonden van Christus.

Vanzelfsprekend wilde ik de zusters heel graag ontmoeten. Een uitgelezen kans was de dagelijkse opening van de kapel om 15.00 uur. Bij binnenkomst hoorden wij prachtige gezangen van de zusters. Helaas waren de zusters onzichtbaar, achterop een balkon geposteerd. Het museum is geheel afgezonderd van de abdij, dus helaas heb ik geen zuster in levende lijve gezien en moest ik het met wat foto's in het museum doen.

Geen opmerkingen: