woensdag, december 02, 2009

Het Wilhelmus: Van welken bloed nu eigenlijk?

Toegegeven met de Nationale Inburgering Test bracht ik het er niet met een voldoende af, maar toch lukt het mij al 42 jaar uitstekend de weg in de Nederlandse samenleving te vinden. Nu wil men ook nog dat Het Wilhelmus verplichte lesstof wordt in de inburgeringscursussen. De Tweede Kamer stemde dinsdag in met een motie daarover van de SGP. Ik begrijp niet dat de mensen van SGP tijd hebben om naast het uit het hoofd leren van de Bijbel ook nog de vijftien coupletten van Het Wilhelmus onder handen te nemen. Zouden al die aardse genoegens, die zij zichzelf ontzeggen, dan zoveel extra tijd opleveren?

Het Wilhelmus is dan ook een draak van een lied, totaal niet meer van deze tijd en daardoor nog maar moeilijk te begrijpen voor mensen die geschiedkundig niet zeer onderlegd zijn.
Zeg nou zelf, de ellende begint toch al met de eerste zin; Wilhelmus van Nassouwe ben ik, van Duitsen bloed, moeten allochtonen dit zingen? Of is het de bedoeling dat zij dit naargelang hun afkomst zelf invullen? Dan wordt het bijvoorbeeld Wilhelmus van Nassouwe ben ik, van Marokkaansen bloed, en dan loopt het lied dus gelijk al niet meer.

Het had allemaal nog erger gekund, in 1932 is er namelijk een competitie gehouden over welk lied ons volkslied moest worden. Aanvankelijk werd toen een lied van Tollens gekozen, maar dat was zo racistisch, dat uiteindelijk Het Wilhelmus het toch nog tot nationaal volkslied heeft geschopt, onder het motto beter iets dan niets. Het lied van Tollens had echter wel ontzettend grappig geklonken op de inburgeringscursus, alleen het eerste couplet al was hilarisch geweest om in gebrekkig Nederlands te horen: Wien Neerlandsch bloed in de aders vloeit, Van vreemde smetten vrij, Wiens hart voor land en koning gloeit, Verheff' den zang als wij: Hij stell' met ons, vereend van zin, Met onbeklemde borst, Het godgevallig feestlied in Voor vaderland en vorst.

Voor de liefhebbers hier de complete tekst van Het Wilhelmus, en voor als het ooit voor iedereen verplicht gaat worden. ("Uw paspoort verlengen?", oh maar kunt u dan eerst even de eerste 10 coupletten van Het Wilhelmus voor mij zingen?"):

1. Wilhelmus van Nassouwe ben ik van Duitsen bloed, den vaderland getrouwe blijf ik tot in den dood. Een prinse van Oranje ben ik, vrij onverveerd, den Koning van Hispanje heb ik altijd geëerd.
2. In Godes vrees te leven heb ik altijd betracht, daarom ben ik verdreven, om land, om luid gebracht. Maar God zal mij regeren als een goed instrument, dat ik zal wederkeren in mijnen regiment.
3. Lijdt u, mijn onderzaten die oprecht zijt van aard, God zal u niet verlaten, al zijt gij nu bezwaard. Die vroom begeert te leven, bidt God nacht ende dag, dat Hij mij kracht zal geven, dat ik u helpen mag.
4. Lijf en goed al te samen heb ik u niet verschoond, mijn broeders hoog van namen hebben 't u ook vertoond: Graaf Adolf is gebleven in Friesland in den slag, zijn ziel in 't eeuwig leven verwacht den jongsten dag.
5. Edel en hooggeboren, van keizerlijken stam, een vorst des rijks verkoren, als een vroom christenman, voor Godes woord geprezen, heb ik, vrij onversaagd, als een held zonder vrezen mijn edel bloed gewaagd.
6. Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God mijn Heer, op U zo wil ik bouwen, Verlaat mij nimmermeer. Dat ik doch vroom mag blijven, Uw dienaar t'aller stond, de tirannie verdrijven die mij mijn hart doorwondt.
7. Van al die mij bezwaren en mijn vervolgers zijn, mijn God, wil doch bewaren den trouwen dienaar dijn, dat zij mij niet verrassen in hunnen bozen moed, hun handen niet en wassen in mijn onschuldig bloed.
8. Als David moeste vluchten voor Sauel den tiran, zo heb ik moeten zuchten als menig edelman. Maar God heeft hem verheven, verlost uit alder nood, een koninkrijk gegeven in Israël zeer groot.
9. Na 't zuur zal ik ontvangen van God mijn Heer dat zoet, daarna zo doet verlangen mijn vorstelijk gemoed: dat is, dat ik mag sterven met eren in dat veld, een eeuwig rijk verwerven als een getrouwen held.
10. Niet doet mij meer erbarmen in mijnen wederspoed dan dat men ziet verarmen des Konings landen goed. Dat u de Spanjaards krenken, o edel Neerland zoet, als ik daaraan gedenke, mijn edel hart dat bloedt.
11. Als een prins opgezeten met mijner heires-kracht, van den tiran vermeten heb ik den slag verwacht, die bij Maastricht begraven, bevreesde mijn geweld; mijn ruiters zag men draven zeer moedig door dat veld.
12. Zo het den wil des Heren op dien tijd had geweest, had ik geern willen keren van u dit zwaar tempeest. Maar de Heer van hierboven, die alle ding regeert, die men altijd moet loven, en heeft het niet begeerd.
13. Zeer christlijk was gedreven mijn prinselijk gemoed, standvastig is gebleven mijn hart in tegenspoed. Den Heer heb ik gebeden uit mijnes harten grond, dat Hij mijn zaak wil redden, mijn onschuld maken kond.
14. Oorlof, mijn arme schapen die zijt in groten nood, uw herder zal niet slapen, al zijt gij nu verstrooid. Tot God wilt u begeven, zijn heilzaam woord neemt aan, als vrome christen leven,- 't zal hier haast zijn gedaan.
15. Voor God wil ik belijden en zijner groten macht, dat ik tot genen tijden den Koning heb veracht, dan dat ik God den Heere, der hoogsten Majesteit, heb moeten obediëren in der gerechtigheid.

Bronnen
Stentor
Wilhelmus nl

Labels: Het Wilhelmus, het volkslied, nationaal, inburgeren, inburgeringscursus, allochtoon, allochtonen

Geen opmerkingen: